Op woensdag 3 november 1943 rond 22.30 u. wordt te Harlingen in de Nieuwstraat, een moordaanslag gepleegd op de korpschef van de gemeentepolitie Harlingen, opperluitenant Stienus Bertus van Wijnen (36 j.). Hij wordt getroffen door vier tot zes kogels, raakt zwaar gewond, maar overleeft de aanslag.
Aanleiding
Van Wijnen is voor de oorlog en na zijn opleiding in 1927 te Apeldoorn [Van Haeftenkazerne, Zwolseweg 238], in dienst van de marechaussee op verschillende plaatsen in het land, waaronder Heerlen, Siebengewald en Arnhem. Vanaf mei 1939 als Wachtmeester. In oktober 1940 wordt hij van Arnhem overgeplaatst naar de Harlinger marechausse onder leiding van opperwachtmeester Ludzer Jan de Goede (Hardegarijp).
Marechaussee Van Wijnen
De Goede maakt zich al snel zorgen over de pro-Duitse mentaliteit van Van Wijnen, waarmee hij aspirant-agenten in opleiding probeert te beïnvloeden. Hij uit zijn zorgen bij Heerke Walinga (middenstander en verzetsman) bij wie Van Wijnen een schuld van 500 fl. heeft. Walinga kaart dit aan bij de superieuren van Van Wijnen. Hij wordt zeer tegen zijn zin gedwongen een langlopend contract met afbetalingsregeling te tekenen.
In januari 1941 wordt Van Wijnen lid van de NSB en hij volgt van juli '41 t/m febr. '42 de politie opleiding te Schalkhaar. [In principe verplicht voor politie en marechaussee op bevel van Rauter] Hij meldt zich vervolgens op 23/10/'42 voor de Nederlandse SS [o.l.v. Feldmeijer] [formeel onderdeel van de NSB] om op te klimmen tot Unterscharfüher (maart 1944).
Opleiding Schalkhaar - links Van Wijnen?
Geholpen door zijn pro-Duitse houding, wordt hij per 1 september 1942 benoemd tot inspecteur van politie/ opper-luitenant van het politiekorps Harlingen. Hij volgt inspecteur van politie Tonny Jansen op, die per 15-11-1942 in Zaandam is aangesteld en daar op 18-11-1942 begint.
Als korpschef voert Van Wijnen een wreed en hardvochtig beleid, waarbij hij niet terugdeinst voor mishandeling van verdachten en arrestanten (mee 'daartoe aangezet door zijn vrouw'). Hij organiseert razzia's naar mannen voor de arbeitseinsatz, op ondergedoken oud-militairen (o.a. 2 okt. en 11 okt. '43 in de Schouwburg) en vormt een steeds groter gevaar voor het verzet.
Ook voor zijn eigen personeel is hij een bedreiging en probeert hij de agenten Prins en De Klerk te laten ontslaan. Waarnemend burgemeester G.R.Krol weigert hier aan mee te werken. Van Wijnen wendt zich dan met meer succes tot de [Gewestelijk?] politiepresident der Staatpolitie te Leeuwarden [bureau half okt. naar Groningen] [feb. 45: Ph. Blank].
Za. 21-04-'45: gezinnen Prins en De Klerk
Prins en De Klerk moeten zich (eind sept/ begin okt.) melden bij de Sicherheits-polizei (SiPo) in Leeuwarden in verband met 'sabotage acties tegen het Duitse gezag en korpsopdrachten'.
De twee agenten duiken met hun gezinnen onder met hulp van verzetsleider Rients Bruinsma van Liauckamastate, Sexbierum. Prins ("Jorritsma") en De Klerk ("Van Kampen") nemen vanaf dat moment deel aan het verzet van de KP Sexbierum, waarbij de meegenomen dienstwapens (Browning FN pistolen) en uniformen nog van pas komen.
Voorbereiding
Door de top van het Friese verzet wordt besloten, op basis van een rapport van Anno Houwing (ondergedoken rijksrechercheur en aan de basis van het zgn. Veemgericht), tot liquidatie van Van Wijnen. Rients Bruinsma, in oktober officieel geïnstalleerd als leider van de KP Sexbierum, wordt voor de uitvoering benaderd. Na aanvankelijke op geloofsgronden gebaseerde twijfel bij Bruinsma (en anderen, bijv. de Harlinger Heerke Walinga is tegen en vindt Tonny Jansen een groter gevaar) wordt de opdracht geaccepteerd en tot uitvoer gebracht.
Voor de daadwerkelijke aanslag worden twee ondergedoken Harlinger jonge mannen van de KP Sexbierum aangewezen: Gerrit Schuil en Gerben Désire Oswald.
Beide hebben geen tot weinig schietervaring, alhoewel Gerrit kortstondig van maart tot mei '40 onder de wapens is geroepen wegens de dreigende oorlogstoestand. Daarvoor heeft geen van beide (wegens vrijstelling) de dienstplicht vervult.
In de aanloop naar de liquidatiepoging wordt door Schuil, Oswald (in politieuniform) en Frans Michon (in Feldwebeluniform) een bezoek gebracht aan de verzegelde woning (Adm. Stellingwerfstr. 64) van de ondergedoken agent "Jorritsma" (Prins). Onderweg komen ze Van Wijnen nog tegen die hen begroet. Ze nemen 2 uniformen en een radiotoestel mee. Schuil en Oswald bivakkeren daarna ook nog enige tijd in Harlingen, mogelijk ter voorbereiding van de aanslag (bron Bruinsma).
Toedracht
Op woensdag 3 november '43 vanaf 17.30 u. namiddag, woont Van Wijnen een voorstelling bij georganiseerd door de 'Gemeenschap Vreugde en Arbeid', onderdeel van het Nederlands Arbeids Front - de gelijkgeschakelde vakvereniging van Nederland.
Opgevoerd wordt een "cabaretprogramma" waaraan meewerken: het Radio-orkest van Jack der Kinderen en zijn solisten; Fantasio, muzikale clown; De Wama's, zangduo; Lila Snel, cabaretière; Carola en José, danspaar; Henk Beerlage, conférencier e.a.
Na afloop verlaat Van Wijnen de Schouwburg [3] aan de Zuidoostersingel 3, in gezelschap van "drie dames" [bron: R. Bruinsma] en mogelijk 2 agenten ter bescherming die hem vaker naar huis begeleiden sinds de razzia's en inclusief een "Oostfront strijder".
Hij begeeft zich huiswaart naar het adres Midlumerweg 5 [2] (huidig: Midlumerlaan 32), een huis dat door zijn toedoen (10-12-1942) geconfisceerd is van het joodse gezin Leijdesdorff. De route loopt langs de Nieuwstraat aan de 'Engelse tuin' [1] [volgebouwd met drie Duitse bunkers en een Duitse commandopost] waar vanuit bossages of stegen geschoten en gevlucht kan worden.
Schuil en/of Oswald vuren 4 tot 6 kogels af op Van Wijnen. Zijn begeleiding vlucht weg en Van Wijnen valt zwaar gewond neer. Oswald en Schuil weten zonder (directe) sporen of herkenning weg te komen.
Van Wijnen belandt vervolgens in het R.K. ziekenhuis St. Josef (Zuiderhaven) Harlingen met bewaking. De volgende dag wordt hij overgebracht naar een Duits hospitaal in Leeuwarden.
In het Rapportenboek van de gemeentepolitie in Harlingen wordt het volgende vastgelegd:
Politierapport 3-11-’43 te 22.30 uur:
Komt de W.A. man Schotanus ten bureele die mededeelt dat er in de Nieuwstraat alhier op den politie commandant van Harlingen is geschoten. Er moeten 3 a 4 schoten op hem zijn gelost. Door inschrijver is onmiddellijk dokter van Rij gewaarschuwd, het R.K. ziekenhuis voor een brancard, de heer Burgemeester en de Sicherheitsdienst te Leeuwarden en de Ortskomm. alhier, alsmede is de politie alhier gealarmeerd. Eveneens is er boodschap gezonden naar den heer MacKaaj, doch die moet zich in Leeuwarden bevinden. Te 22.55 uur rapporteert de opperwachtmeester de Valk, die zich, nadat Schotanus kennis had gegeven, onmiddellijk naar de Nieuwstraat had begeven, dat de heer politie commandant vervoerd was naar het R.K. ziekenhuis.
|
Maatregelen
De dag na de aanslag wordt een avondklok ingesteld voor Harlingen vanaf 20.00 u. 's avonds, door de nieuwe pro-Duitse burgemeester P.J.E. Dekker. Deze is net die dag geinstalleerd.
Als verdachten van de aanslag worden aangemerkt de ondergedoken politieagenten:
- Harm Prins (g. 29-4-1899, Beerta)
- Johannes Adrianus de Klerk (g. 28-4-1910, Bennebroek)
Ogenschijnlijk zijn bij de aanslag de pistolen van beide agenten gebruikt, afgaand op het kaliber van de kogels die zijn gevonden [Bron: Oorlogsdagboek Keimpe Sikkema].
Er wordt 10.000 fl. uitgeloofd voor aanwijzingen die kunnen leiden tot hun aanhouding. Dit bericht vanuit Leeuwarden bereikt de verzetsmannen op Liauckamastate een dag voor de publicatie van het opsporingsbericht in de kranten d.d. 6-11-1943. Er wordt besloten Prins en De Klerk, tot dan te Beetgum bij Jisse Dijkstra, onder te brengen op nieuwe onderduikadressen.
Behalve wat extra activiteit van "Grünen" in de stad Harlingen, blijft het de dagen daarna rustig en waant de KP Sexbierum zich veilig.
Gevolgen
Na 6 weken herstel, rond half december, gaat Van Wijnen weer aan de slag. In die tijd nemen de gebeurtenissen een dramatische wending voor de KP Sexbierum met een dodelijke afloop voor de plegers van de aanslag: Gerrit Schuil en Gerben D. Oswald.
Nadat medeonderduiker Frans Michon naar huis is teruggestuurd (14/11/'43) en in handen van de Duitsers belandt, verraadt hij de verblijfplaats van talloze onderduikers en verzetsmensen door heel Friesland. Een week (22/11) na zijn wegsturen vindt de razzia op het KP hoofdkwartier Liauckamastate te Sexbierum plaats en worden Schuil en Oswald opgepakt en gevangen gezet.
Tijdens de rechtszaak van het polizeistandgericht op 14 februari 1944 te Assen, waarbij Van Wijnen aanwezig is, worden Schuil en Oswald voor de moordaanslag ter dood veroordeeld. De executie vindt in de dagen daarna plaats in de Kennemerduinen bij Amsterdam.
Voor Van Wijnen heeft de aanslag vooral positieve gevolgen. Hij wordt per 1-1-1944 tot korpschef benoemd in Meppel "tot grote opluchting van de Harlingers'. Op 8-1-1944 neemt hij officieel afscheid van het Harlinger korps.
Er volgt bevordering tot kapitein (Staatspolitie) en 29-11-1944 ontvangt hij van de 'Höhere SS und Polizeiführer Nordwest' (H.A. Rauter) de onderscheiding 'Verwundeten Abzeichen in Schwarz' voor de aanslag in Harlingen.
Voor zijn vertrek naar Meppel, waar hij zijn wrede beleid en optreden voortzet, is hij betrokken bij de uitvoering van de Silbertanne-moorden van de Duitse SD op oudejaars-avond, 31-12-1943. Deze zijn het gevolg van een geslaagde aanslag door het Groninger verzet (uitvoering: Reint en Piet Dijkema) op eerste luitenant van politie Elzinga eerder die dag. Samen met twee mede SD-handlangers, Grave en Van Vliet, is Van Wijnen verantwoordelijk voor de moord op de Groningers, P.H.E. van Dooren en J.F. Swint.
Er is gesuggereerd dat Van Wijnen op het moment van de aanslag naast Elzinga stond, maar dit lijkt een 'historische verdichting'. Wel is hij die dag al in Groningen aanwezig en meldt hij zich direct op het Scholtenhuis voor deelname aan de wraakactie.
Afloop
Aan het eind van de oorlog, wanneer de Geallieerden oprukken richting Meppel (8 - 12 april), vlucht Van Wijnen naar het noorden en wordt hij op zaterdag 14 april '45 in Harlingen gesignaleerd.
Twee dagen later (16/4) en een dag voor de bevrijding van Harlingen, vaart de veerboot MS Vlieland van Harlingen naar Terschelling met een vluchtend gezelschap aan boord, waaronder de pro-Duitse burgemeester Dekker van Harlingen en vermoedelijk Van Wijnen.
Pas vanaf 2 juni worden de gearresteerde Duitsers en Duitsgezinde personen in gevangenschap van het eiland afgevoerd.
Ook Van Wijnen wordt gevangen genomen en zijn pistool een F.N. (Fabrique Nationale - België) Browning 9 mm., nr. 55246, afgenomen door Cor Swart (g. ...?), sectie-commandant van de NBS, District XI West-Terschelling/ Vlieland. Op 27 juli '45 wordt in de kranten de gevangenschap van Van Wijnen te Scheveningen gemeld.
Vanaf 1947 treed hij op als getuige in verschillende strafzaken voor het Bijzonder Gerecht en de noordelijk Tribunalen (Leeuwarden, Groningen). Tijdens zijn gevangenschap vindt de scheiding plaats van zijn echtgenote M.H. Alphenaar op 29-01-1948.
Op 22 sept. '49 begint de eerste zitting van de strafzaak tegen Van Wijnen door de Bijzondere Strafkamer te Assen. Er volgen nog twee zittingen op 27/10 en 3/11 en een psychiatrisch onderzoek door Chr. v.d. Ree uit Assen. Hij wordt volledig toerekeningsvatbaar verklaard.
Hij laat zich tijdens de rechtszaak niet verdedigen en stelt zich zeer brutaal op. Hij eist 'volledig vrijspraak en onmiddelijke vrijlating', omdat hij naar zijn zeggen niet meer dan zijn plicht heeft uitgevoerd, "met uitbanning van ieder persoonlijk gevoel". Van enige vorm van spijt of wroeging is geen sprake.
Op 16-2-1950 volgt de eis van een levenslange gevangenisstraf, ontzetting uit het kiesrecht en de mogelijkheid ambten te vervullen. De doodstraf wordt niet geeist omdat rekening wordt gehouden met de complexe positie van politiefunctionarissen.
Op 2-3-1950 doet de Bijzondere Strafkamer Assen uitspraak in de zaak en wordt conform de eis een levenslange gevangenisstraf opgelegd. De straf wordt in 1959 omgezet naar 22 jaar. Met aftrek zouden dan nog 8 jaar resteren (1945 - 1967). Onduidelijk is wanneer de vrijlating plaatsvond.